‘Ons kind is overleden door een tragisch verkeersongeluk’
Jan en Marja verloren hun 27-jarige dochter Els Alderliesten als gevolg van een tragisch verkeersongeluk in Namibië. Haar dood veranderde alles. Toch vonden Jan en Marja de kracht om verder te gaan. Zij vertellen hun verhaal. Samen, zoals zij ook samen het verlies van hun dochter proberen te aanvaarden.
Jan: “Vlak voor haar vertrek naar Namibië vroeg Els me onzeker: ’Pa, wat zal ik doen? Moet ik nou gaan of niet?’ Ze twijfelde. Eigenlijk was zo’n land als Namibië helemaal niets voor haar. Els was een levensgenieter. Ze was dansdocente van beroep, flamboyant en energiek en was veel meer een type voor een stad als Londen, New York of Parijs. Niet voor de dorre vlakten van Namibië. Het was echter niet het landschap dat haar naar Afrika bracht, maar vriendschap en haar grote liefde voor het dansen. En haar behoefte aan avontuur. Ze was namelijk uitgenodigd door een Namibische dansvriendin die daar woonde en die ze had leren kennen op de dansacademie. Het meisje had haar uitgenodigd en Els besloot haar op te zoeken, samen met haar vriendin Sanne die ze ook kende van de dansacademie. Ze zouden drie weken gaan lesgeven aan een dansschool en drie weken gaan rondreizen. ‘Ach, ga maar joh,’ antwoordde ik Els. ‘Waarom niet en je hebt de reis al betaald.’ Na enige aarzeling vertrok ze inderdaad. Blij dat ze iets leuks in het vooruitzicht had.”
Marja: “Els was even toe aan verandering van omgeving. Ze was erg verdrietig. Ze had zojuist te horen gekregen dat na drie jaar haar contract als docente bij de dansopleiding waar ze werkte niet zou worden verlengd. Dat vond ze heel erg. Dansen was haar lust en haar leven en ze vond het heerlijk om les te geven aan kinderen. Ze genoot intens van hun vorderingen en zou hen enorm gaan missen. De kinderen haar overigens ook. Ze werd op handen gedragen. Els was een erg knappe vrouw. Ze was spontaan, sociaal en vrolijk en was voor heel veel jonge meisjes een voorbeeld. ‘Als Els vandaag een juten zak aan zou trekken, zouden alle meisjes de week erna in een juten zak lopen,’ zei iemand weleens gekscherend maar veelzeggend tegen me. Dat typeerde Els inderdaad.
Al op jonge leeftijd was duidelijk dat ze danstalent had. Els was een jaar of zeven toen ik haar samen met haar jongere zus Loes meenam naar een balletschool. Die ervaring was achteraf bepalend voor haar leven. Want sindsdien deed ze niets liever dan dansen.”
Nooit saai
Jan: “Op school daarentegen deed ze minder goed haar best. Ze maakte geen huiswerk en was niet gemotiveerd. Je moest Els ook helemaal niet achter een bureau met haar neus in de boeken zetten. Ze was een ‘doe-kind’ en altijd levendig en geïnteresseerd in andere mensen. Ze zat al op heel jonge leeftijd vaak door de brievenbus naar buiten te turen. Om te zien wie er voorbijkwam en wat die mensen allemaal deden. Ze hield van contact met andere mensen en voelde ook altijd iemands stemming goed aan. Els wilde graag avonturen beleven, samen met anderen. Het leven was met haar nooit saai. ‘Ga je met mij mee, dan maak je wat mee,’ zei ze altijd. Dat bleek waar. Toen ze op haar achttiende net haar rijbewijs had gehaald en voor het eerst ging tanken, was ze getuige van een overval op het tankstation. Dat kon alleen haar gebeuren. Ze zocht ook wel vaak het randje op, vooral in haar tienerjaren. Dan had ze bijvoorbeeld opeens aansluiting bij een groep vrienden van wie wij vonden dat ze daar maar beter niet bij kon horen. Dat was niet altijd makkelijk. Ze greep echter het leven en was daarin soms impulsief. Zo woonde ze ooit een half jaar in Italië. Na een paar weken werken op een megagrote camping aan het Gardameer besloot ze te blijven. Bleek ze een leuke jongen te hebben ontmoet. Ze belde naar huis met de mededeling dat ze niet terugkwam. ‘Ik ga hier wonen,’ zei ze. En dat deed ze dan ook. Die relatie ging echter over.”
Marja: “Ze maakte in haar tienerjaren geen enkele opleiding af. Daarover maakten we ons weleens zorgen. Totdat ze op haar zeventiende via een speciaal toelatingsexamen op de dansacademie in Tilburg terechtkwam. Iets wat ze helemaal op eigen houtje had geregeld en waarvoor ze nog slaagde ook! Op de dansacademie was ze eindelijk op haar plek en werkte ze keihard. Haar ware sterke en stoere aard kwam naar boven. Ze was een doorzetter en maakte lange dagen. Later ging ze op kamers wonen, maar het eerste half jaar woonde ze nog thuis en stond ze elke ochtend trouw om 5 uur op om naar school te reizen. We waren erg trots op haar.
Op de dansacademie werd al vrij snel duidelijk dat ze weliswaar een erg goede danseres was, maar niet goed genoeg was voor de absolute top. Daar had ze echter totaal geen problemen mee. Ze merkte dat ze ook veel voldoening haalde uit het lesgeven. Dat deed ze na haar opleiding dan ook bij verschillende dansscholen. Totdat dus kort voor haar reis tot haar grote verdriet haar contract niet werd verlengd.”
Jan: “Niet dat ze daarom het hoofd liet hangen. Integendeel, dat zat niet in haar aard. Els was iemand die even slikte en dan weer doorging. Met haar zus broedde ze op een mooi nieuw plan. Ze zouden zodra Els terugkwam uit Namibië samen een dansschool voor jazz en klassieke en moderne dans beginnen. Zo ging Els weliswaar nog verdrietig om het verlies van haar baan, maar vol optimisme over haar nieuwe plannen op reis.”
Afschuwelijk bericht
Jan: “Marja en ik gingen ook op vakantie. We vertrokken op de fiets naar Parijs en hadden het erg naar ons zin. We waren rond vier uur in de middag aangekomen op een kasteelcamping nabij Calais na een fietstocht vol regen en kou. We zaten net bij de openhaard in het campingrestaurant samen bij te komen van de lange rit toen mijn telefoon ging. Het was onze zoon Jaap. ‘Waar zijn jullie?’ vroeg hij. Zijn klonk stem klonk anders, mat en bedroefd. ‘We zitten op een camping in de buurt van Calais naar de Tour de France te kijken,’ antwoordde ik. Waarop hij zei: ‘Pa, als je staat, ga dan even zitten. Er is iets met Els gebeurd. Iets heel ergs. In de woestijn in Namibië. Ze is verongelukt. Pa, Els is dood. En Sanne ook.’ Ik voelde het leven langzaam uit me wegstromen. Marja las de verstarring op mijn gezicht en vroeg: ‘Wat is er Jan? Is er iets met een van de kinderen? Is het Els? Is ze dood?’ Ik knikte langzaam als versteend. Niet in staat om nog iets te zeggen. Marja kromp naast me in elkaar en kreunde: ‘Nee, laat het niet waar zijn.’
Marja: “Ik wilde gillen, maar dat deed ik niet. We zaten immers in een restaurant. Bizar dat je zelfs bij zulk verschrikkelijk nieuws nog de invloed van je omgeving voelt. Zaten we daar met ons intense verdriet terwijl het leven om ons heen gewoon doorging. Schuin achter mij zat een opa te schaken met zijn kleinkind dat zich zichtbaar en hoorbaar zat te verkneukelen om elke goed zet. De tour ging gewoon door op tv, terwijl wij van de wereld wilden verdwijnen. Jaap had ons een nummer gegeven van een contactpersoon bij Buitenlandse Zaken. We belden, nog altijd in de hoop dat alles een afschuwelijke vergissing zou zijn en dat iemand ons zou zeggen: ‘Oh nee, sorry sorry. Uw dochter is niet verongelukt.’
Jan: “Maar ze was het wel. Onze dochter die droomde van kinderen en blij was met haar nieuwe vriend met wie ze sinds een half jaar samen was, was in de bloei van haar leven verdwenen. Voorgoed. Een tegemoetkomende Audi had hun auto aan de kant van Els vol in het portier geraakt, zo werd ons verteld. Els en haar vriendin waren op slag dood geweest. Zo’n harde klap overleeft niemand. Onze zoon en dochter, schoonzoon Jonathan en een vriend kwamen ons een paar uur later ophalen. We zaten hen voor de ingang van de camping op te wachten, versteend van de optrekkende kou en bibberend van ellende. Enerzijds voelden we blijdschap om onze twee andere kinderen die er nog wél waren en heelhuids vanuit Nederland in Frankrijk arriveerden. Maar oh boy, die andere was er niet meer. Ik wist dat het waar was, maar ik kon het niet geloven. Onze dochter Loes sprong uit de auto en rende op haar moeder af. Jaap liep op mij af en omhelsde me. Ik voelde me verslagen en verlamd en voelde een droevige leegte dat ik slechts twee van mijn drie kinderen in mijn armen kon nemen.”
Altijd nooit meer
Marja: “We reden naar huis waar we werden omringd met heel veel liefde van heel veel mensen die meeleefden. Het verdriet was onbeschrijflijk groot. ‘Ik heb zo’n moeite met het ‘nooit meer’, zei Jan op een gegeven moment tegen me. ‘Het is nu nooit meer ‘altijd je kind om je heen’ maar altijd ‘nooit meer’.’ Die opmerking trof me enorm. Ik had het me nog niet op die manier gerealiseerd, maar we zouden haar nooit meer zien. Die wetenschap deed ontzettend veel pijn.”
Jan: “Els werd begraven naast mijn broer Kees die een jaar daarvoor was overleden. Wat een verdriet, het was een heel erg sombere tijd. Kees was schizofreen en had een alcoholprobleem. Hij was overleden aan zijn woeste levensstijl. Els had nog een gedicht voorgelezen aan zijn graf. Op de plek, zo bleek nu, waar ze een jaar later zelf ook zou komen te liggen.
Langzaam verschoof het ongeloof om haar dood naar geloof. En juist omdat het verdriet niet te bevatten was, kwam het gedoseerd tot me. Misschien wel als een soort zelfbescherming. En hoe moeilijk het ook was, het leven nam ons mee naar verder. Enkele weken na haar overlijden ging ik dan ook weer aan het werk. Dat was zwaar. Ik ben schoolmeester en vertelde mijn klas die eerste dag dat er iets heel ergs was gebeurd. Ik sprak en de kinderen stelden vragen. En na een tijdje zei ik monter: ‘Nou jongens, dan gaan we nu weer aan het werk.’ Tja, zo gaat dat. Het lukte me goed om mijn hoofd bij mijn werk te houden, maar in de pauzes overviel het verdriet me. Dat probeerde ik zo goed mogelijk te verbergen. Wat hebben kinderen nou aan een verdrietige meester?”
Marja: “Ook ik pakte mijn werk weer op. Met moeite, want ik ben intensive care-verpleegkundige en word dus geregeld geconfronteerd met stervende mensen. Toch kon ik daar gelijk goed mee omgaan. Ik associeer Els niet met mijn werk. Mijn werkomgeving is een harde wereld. Els is daarin niet aanwezig. Zij is mijn dochter en woont thuis in mijn hart waar de wereld zacht is. Ik merkte wel dat ik het moeilijk vond als familieleden erg dramatisch deden over het verlies van bijvoorbeeld een oude moeder. Je moeder is oud mogen worden en heeft moeder en zelfs oma mogen zijn, dacht ik dan. Mijn kind heeft dat nooit mogen meemaken.”
Gerechtigheid
Marja: “Intussen begonnen we enkele weken na Els haar dood te twijfelen aan de doodsoorzaak. Want wat was er toch gebeurd? De auto van Els en haar vriendin was als gevolg van een stuurfout met twee wielen van de weg geraakt, zo was ons verteld door de autoriteiten in Namibië. Hun auto was vervolgens gaan scharen en op de andere weghelft op de tegemoetkomende Audi gebotst. De vier volwassenen en drie kinderen die daarin zaten, hadden het ongeluk allen overleefd. We vroegen foto’s op van de situatie ter plaatse na het ongeluk en kregen inderdaad zo’n 25 foto’s toegestuurd. Waarop we een afschuwelijke ontdekking deden.”
Jan: “We lieten de foto’s hier in Nederland analyseren door specialisten van de politie. Die wisten met zekerheid te zeggen dat er bandensporen van een vrachtwagen te zien zijn op de foto’s en dat we ernstig rekening moesten houden met een andere versie die niet strookt met die van de bestuurder van de Audi. Een vrachtwagen? Daarover was ons helemaal niets verteld. De experts stelden ook vast dat de auto van Els en haar vriendin niet met twee maar met vier wielen naast de weg reed. Dat zou kunnen betekenen dat zij moesten uitwijken, omdat de tegemoetkomende Audi bezig was om de vrachtwagen in te halen. Waarna Els en haar vriendin van schrik zouden hebben geremd en de controle over het stuur zouden zijn verloren. Dat zou kunnen betekenen dat de bestuurder van de Audi de veroorzaker is van het ongeluk.”
Marja: “Dat vind ik een onverteerbare gedachte. Ik blijf daarom strijden voor gerechtigheid. Ik wil per se dat het ongeluk in Namibië voor de rechter komt. Dat dit nog niet is gebeurd, botst met mijn rechtvaardigheidsgevoel. Jan heeft dat minder. Wat hij vooral erg vindt, is dat de bestuurder van de tegemoetkomende auto nooit contact met ons heeft opgenomen en elke vorm van contact van onze kant afhoudt.”
Gemis
Marja: “Ons oude leven komt nooit meer terug. Toch moeten we verder. Ondanks het verdriet dat altijd aanwezig is. Gelukkig kunnen we samen erg goed praten. Je hoort zo vaak dat ouders na zo’n groot verlies uit elkaar groeien. Dat is bij ons nooit gebeurd. Jan is de enige persoon die hetzelfde voelt als ik. Ik denk weleens: je zal gescheiden zijn en een kind verliezen en het gemis dan moeten delen met een andere man die niet de vader is van je kind. Dat is toch niet te doen?
Jan en ik geven elkaar ook bewust de ruimte om ons verdriet ieder op ons eigen manier te verwerken. Jan zijn tranen zitten in een boek dat hij recent over Els en haar overlijden heeft geschreven. Ikzelf heb de eerste drie jaar na haar dood elke dag gehuild. Dat is over en dat vind ik enerzijds jammer. Want als je huilt, is iemand heel dichtbij je. Ik vind het triest dat Els in mijn herinnering steeds kleiner wordt. Het verdriet is in de loop der tijd anders geworden.”
Jan: “De scherpe kantjes zijn er na zes jaar af. Het verdriet is van kleur veranderd. Eerst was alles gitzwart, nu is het grijs met een sombere ondertoon. Ons verdriet is niet langer acuut maar chronisch. Het is veranderd van ‘Oh mijn God, het is waar, Els is er niet meer’ naar de wetenschap van ‘Oh mijn God, het is waar. Tja…’. Maar het gemis blijft intens. Er hangt altijd een soort van weemoed om me heen. Maar we kennen niet alleen grijstinten, we voelen ook veel blijdschap in ons leven. We hebben intussen drie prachtige kleinkinderen gekregen, die nu 4, 2 en bijna 1 jaar zijn. Het is fantastisch om de oudste twee met uitgestrekte armpjes op je af te zien komen rennen. Maar ik heb de afgelopen jaren zó vaak gedacht, had ik destijds maar gezegd: ‘Welnee Els, ga maar niet naar Namibië, blijf lekker thuis.’ Wie weet was ze dan inderdaad niet gegaan en was het ongeluk nooit gebeurd. Die gedachte moet ik echter loslaten. Ik kan de tijd niet terugdraaien.”
Marja: “Hoe onze toekomst eruitziet? Jan werkt voorlopig nog door. Maar ik ga over niet al te lange tijd met pensioen. Daar kijk ik erg naar uit. Ik wil dan heel erg graag creatief bezig zijn. We gaan in elk geval samen op tekenles. Ik voel intens de behoefte om Els te tekenen en te schilderen. En ik wil meer tijd doorbrengen met onze kleinkinderen. Ik vind het achteraf spijtig dat ik niet meer kinderen heb gekregen. Nu is alles gericht op onze overgebleven twee kinderen. Dat voelt schraal. Tegelijkertijd ben ik intens blij dat ik hen nog heb. Maar er ontbreekt er eentje en dat is en blijft een heel erg groot gemis. Els zit nu met heel haar zijn in mijn hart.”
Jan: “Het ergste wat je als ouder kan overkomen, is ons gebeurd. Ons kind is er niet meer. Ik heb Els hiertegen niet kunnen beschermen. En haar woorden ‘met mij maak je altijd iets mee’ klinken achteraf wrang. Want het was met Els inderdaad nooit saai en je maakte altijd wat met haar mee. Maar op deze manier? Nee, dat hadden we nooit kunnen bevroeden. Het menselijk bestaan is zó ongrijpbaar. Ik kan alleen maar hopen dat Els nog steeds ergens is en dat ze ergens in welke hoedanigheid dan ook op ons wacht.”
Jan schreef een roman over het verlies van zijn dochter Els:
‘De dichtbijnaheid der dingen’.
-
Ik had Sanne gezien bij haar laatste voorstelling, verder ken ik Els en Sanne niet maar ik weet nog dat ik mijn beste vriendin belde met het nieuws, (zij danste mee in die voorstelling, en herkende de naam in de krant). En ik moest er zojuist ineens weer aan denken, dus kwam ik uit op dit artikel. Maar wat een verdriet, ik heb m’n tranen in moeten houden tijdens dit lezen, sorry dat ik na zo veel jaar hierop reageer maar ik wilde toch graag een reactie achterlaten. Ik wens jullie heel veel kracht toe en sterkte met het verlies van Els en mogen de herinneringen van haar nu een glimlach op jullie gezicht brengen ️ ️