Onvoorwaardelijk ouderschap – Ik straf mijn dochter nooit!
Anna (26) dacht altijd dat ze best een strenge moeder zou worden. Maar alles werd anders toen ze haar dochter Naomi eenmaal in haar armen hield. Ze verdiepte zich in verschillende opvoedmethodes en koos uiteindelijk voor natuurlijk en onvoorwaardelijk ouderschap. Gelijkwaardigheid en respect tussen ouder en kind staan centraal en straffen en belonen horen daar niet bij. “Mijn dochter krijgt alle ruimte om haar eigen grenzen te verkennen.”
Tegen het einde van de zwangerschap had ik de zaken op orde. De babykamer was ingericht. Kleertjes, rompertjes, luiers, doekjes – alles lag in nette stapeltjes op z’n plek. Ik dacht dat ik goed georganiseerd en voorbereid was. Tot Naomi kwam. Toen ik thuiskwam uit het ziekenhuis met dat kleine, kwetsbare wezentje, raakte ik ineens in een soort lichte paniek. Ik weet helemaal niets van baby’s, besefte ik plotseling. Maar ondertussen moest ik er wel voor zorgen dat mijn kind in leven bleef. Borstvoedingskwesties dienden zich aan. Ik wilde borstvoeding geven, maar daar kwam veel meer bij kijken dan ik had gedacht. Want hoe doe je dat eigenlijk precies? Hoe vaak moet je aanleggen? Om de hoeveel uur? En wat als ze eerder wil? Moet je dat negeren?
Ik had behoefte aan ervaringsverhalen. Ik belde vriendinnen en keek rond op internet. Zo kwam ik in een nieuwe wereld terecht. Er bestond blijkbaar zoiets als ‘borstvoeding op verzoek’. Daarbij laat je je kind zo vaak drinken als het maar wil. Je wacht niet tot het huilt, maar legt aan zodra je voelt dat je kindje onrustig wordt. Je moet dus goed letten op de signalen die je baby afgeeft. Gevoelsmatig sprak me dat erg aan. Ineens leek het me geforceerd om een voedingsschema van om de drie uur aan te houden. Stel dat Naomi aangaf dat ze ook op een ander moment honger had of misschien alleen behoefte had aan de warmte en aandacht dicht tegen mijn borst? Moest ik haar dan laten huilen? Daar deed ik niet alleen Naomi geweld mee aan, maar ook mezelf. Intuïtief wil je je kind toch direct oppakken als het huilt.
Twee stromingen
Met Naomi in mijn armen verdwenen alle ideeën die ik van tevoren had gehad over opvoeding als sneeuw voor de zon. Ik had gedacht dat ik een redelijk strenge moeder zou worden. Dat ik de regels zou bepalen en dat mijn kind zich daarnaar zou voegen. Ik had bijvoorbeeld een vriendin die haar kind met zes maanden nog bij haar liet slapen. Toen ik nog geen kind had, vond ik dat overdreven. Maar alles was anders nu ik zelf zo’n afhankelijk mensje, met eigen individuele behoeftes, onder mijn hoede had.
Al lezende ontdekte ik dat je grofweg twee stromingen hebt binnen de opvoedingstheorieën. De ene stroming kijkt vooral naar het gedrag van het kind en probeert dat door middel van belonen en straffen te veranderen. De andere stroming is meer een filosofie die uitgaat van gelijkwaardigheid tussen ouders en kinderen. Mensen – en kinderen dus ook – willen zich gehoord, gezien en gerespecteerd voelen. Opvoeders die deze visie op opvoeding delen, zijn juist meer gericht op de gevoelens en behoeften achter het gedrag. Er is natuurlijk ook veel overlap tussen deze twee stromingen, maar die gelijkwaardigheid en het respect tussen ouders en kinderen spraken mij heel sterk aan. Als een kind driftig is, laat je het bijvoorbeeld niet ‘afkoelen’ in een time-outhoekje. Je luistert en toont begrip voor de frustratie van het kind. Het is een totaal ander uitgangspunt dan het systeem dat goed gedrag beloont en ongewenst gedrag bestraft.
Lees ook: Pascale kiest, tegen de stroming in, voor thuisonderwijs.
Lichaamscontact
Ik verdiepte me verder in de materie en ontdekte een filosofie die ‘natuurlijk ouderschap’ wordt genoemd. Daarin staat de hechting tussen ouders en kinderen centraal. Er is een hoofdopvoeder aan wie een kind zich het meest hecht. Voor de ontwikkeling van een baby is het belangrijk dat je hem of haar zo veel mogelijk bij je hebt. Letterlijk op je lichaam. Eigenlijk net zoals bij apen, waarbij het jonge aapje zich de hele tijd aan de moeder vasthoudt. Door het lichaamscontact met de moeder voelt het kind zich veilig. Ik wilde Naomi ook gaan dragen en schafte een mooie geweven doek aan. Omdat ze een afwijking aan haar heupjes had en in een spreidbroek moest, heb ik een draagconsulent in de arm genomen. Zij liet me zien hoe ik Naomi het best kon dragen, zodat haar heupjes ook goed tot ontwikkeling kwamen.
Die draagconsulent was organisator van het mamacafé in mijn woonplaats en informeerde moeders over borstvoeding en manieren om je kind te dragen. Elke veertien dagen ging ik erheen en dan leerde ik weer nieuwe dingen over natuurlijk ouderschap en onvoorwaardelijk ouderschap. Termen die nieuw waren voor mij. Ze zag dat ik geïnteresseerd was en wees me op allerlei boeken en websites. Ik heb al die informatie opgezogen. Het belangrijkste wat ik daaruit heb opgepikt, is dat ik mijn kind ben gaan zien als geheel, als een persoon die ik met respect benader. Niet als een kleine snotneus die haar mond moet houden als de grote mensen aan het woord zijn.
Sociaal
Naomi is nu tweeëntwintig maanden. Ik draag haar nog steeds. Nu ook op mijn rug in een speciale voorgevormde drager. Zo is ze overal bij en kan ze alles goed zien. Ook mijn man draagt haar. Ik merk hoe interessant ze sociale situaties vindt. Ik denk dat ik haar niet hoef te trainen in sociale situaties. Door het ‘voor te leven’ geef ik haar voorbeelden die ze vanzelf zal gaan oppikken als ze daar klaar voor is. Laatst zei ik ‘tot ziens’ tegen een verkoopster in een winkel. Toen hoorde ik Naomi’s stemmetje vanaf mijn rug als een echo zeggen: “Tot ziens.” Dat is zo schattig! Voor mij is het ook een bevestiging dat deze theorie inderdaad klopt. Ze gaat het vanzelf doen. Ik dwing haar dus nooit om in sociale situaties iets te doen of te zeggen. Ik bescherm haar eerder, als ik merk dat anderen haar te veel aandacht geven of haar ongevraagd een kus of een hand willen geven. Ik kan me zo goed voorstellen dat dat bedreigend of overweldigend is voor zo’n jong kind. Iedereen komt maar op je af en denkt dat-ie van alles met je kan doen. Als ik zie dat Naomi dat niet wil, haal ik haar uit die situatie. Zo wil ik haar leren dat ze haar eigen grenzen mag aangeven.
Het is mijn intentie om op al haar verzoeken en vragen ‘ja’ te zeggen. Ik wil dat dat mijn basishouding naar haar toe is. Ik probeer dus al haar initiatieven aan te moedigen. Nu ze wat ouder wordt en een steeds sterkere eigen wil krijgt, wordt het wel een uitdaging hoe ik daarmee moet omgaan. Het is geen grenzeloze opvoeding. Veel dingen probeer ik in banen te leiden. Naomi houdt ervan om met water te spelen, maar dat doen we dus niet aan tafel. In de tuin heeft ze een keukentje waar ze naar hartenlust met water mag spelen. Ik probeer haar daarin zo veel mogelijk vrijheid te geven. Bij de kraan kan ze bijvoorbeeld zelf water pakken.
Maar als ze een keer de straat op rent of in een gevaarlijke situatie terechtkomt, grijp ik natuurlijk wel in. Dan sleur ik haar ook aan haar arm terug de stoep op. Ik leg haar daarna wel meteen uit waarom ik dat deed, al is ze nog zo klein en begrijpt ze het misschien nog maar half. Ik wil dat ze gaat begrijpen waarom ze sommige dingen niet mag doen. Bijvoorbeeld omdat je je heel erg pijn kunt doen als je zomaar oversteekt. Als ze met eten gooit, zeg ik dat ik dat niet wil, omdat het eten dan vies wordt en we het dan niet meer kunnen eten. Ik praat dus heel veel met haar over waarom dingen niet mogen. Zo hoop ik dat ze van binnenuit gemotiveerd raakt om het juiste te doen, niet omdat ze denkt dat haar moeder anders boos op haar wordt.
Sorry
Soms grijp ik ook in als mijn eigen grenzen in het geding komen, want mijn grenzen zijn net zo belangrijk als die van haar. Als ze me bijvoorbeeld knijpt of aan mijn haar trekt, roep ik wel duidelijk ‘au!’ of zoiets. Dan pak ik haar handje vast om haar gedrag te stoppen. Ze moet weten dat het niet fijn is voor een ander als ze zoiets doet. Ik leg haar daarbij uit dat het pijn doet als ze me knijpt en dat ik dat niet fijn vind. Ik weet dat ze me niet opzettelijk aan het sarren is, maar mijn reactie aan het uitproberen is.
Soms vind ik dat lastig. Ze had een tijd dat ze in mijn gezicht spuugde en dat vond ik vreselijk. Daar werd ik heel boos om, maar ze bleef het doen. Dan is het zoeken naar hoe ik daarmee om wil gaan. Ik besefte dat mijn reactie heel heftig was en koos ervoor om niet meer zo boos te worden, maar wel duidelijk te zeggen dat ik het niet leuk vond. Als Naomi dingen doet die niet mogen, leg ik uit dat dat niet mag en bied ik eventueel een andere optie aan. Ik geef geen straf en probeer ook mijn stem niet te verheffen.
Het belangrijkste wat ik Naomi wil leren, is empathie voor andere mensen. Als ik mijn grenzen niet aangeef, leert ze ook niet dat andere mensen grenzen hebben waar je rekening mee moet houden. Als ze een ander kind pijn doet, stop ik haar meteen door haar bij het andere kind weg te halen. Ik kijk hoe ernstig de situatie is en ga even naar het andere kind toe om mijn excuses aan te bieden voor wat Naomi heeft gedaan. Ik zeg heel duidelijk tegen Naomi dat ze dat zo niet kan doen. Ik leg haar uit dat het pijn doet als ze een ander kind knijpt.
Ze is nu nog te klein om zelf sorry te zeggen. Maar als ze wat groter is, zal ik haar niet dwingen om sorry te zeggen op een moment waarop ze dat niet zo voelt. Dan dwing je een kind eigenlijk om te liegen. Ik zal haar wel de optie geven, door bijvoorbeeld te zeggen: ‘Je zou nu sorry kunnen zeggen als het je spijt.’ Maar ik zal het niet afdwingen. Op een later tijdstip, als ze is afgekoeld, kan ik er dan hopelijk wat uitgebreider met haar over praten. Misschien dat andere ouders het wel vreemd vinden dat je dat niet meteen van je kind eist. Tja, dan is dat maar zo.
Kookpunt
Ik probeer alles zo geduldig mogelijk aan Naomi uit te leggen, maar natuurlijk ga ik weleens in de fout. Ik schiet ook weleens uit mijn slof als ik moe ben. Of ik zet haar een beetje ruw van me af, omdat ik het kookpunt bereikt heb. Dan zeg ik daarna wel sorry als ik zie dat het haar van streek maakt. Ook dat is goed om aan je kind te laten zien, denk ik. Dat je kunt toegeven dat je spijt hebt van je gedrag. Ik voel me niet echt schuldig over de momenten waarop ik de mist in ga. Ik weet dat de basis goed is.
Omgekeerd geldt dat ik haar goede gedrag niet te veel prijs. Ik wil niet dat ze afhankelijk wordt van mijn goedkeuring. Ze mag uit zichzelf haar tekening mooi vinden en trots op zichzelf zijn. Niet omdat ik het vind. Dat andere mensen in haar nabije omgeving – zoals de oma’s – haar tekeningen de hemel in prijzen, is oké. Ik wil hun de vrijheid geven om op hun eigen manier met haar om te gaan. Daar leert ze veel van.
Slaapgebrek
Ook met eten laat ik het los. Ik eet voedsel dat zo onbewerkt mogelijk is en weinig suiker. Maar als Naomi bij een vriendinnetje is, ga ik er niets van zeggen. Verder wil ik nul dwang bij het eten. Eten moet niet iets zijn wat moet. Na zes maanden bood ik Naomi naast de borstvoeding vast voedsel aan – niet gepureerd, maar in hele stukken volgens de Rapley-methode. Op deze manier kon ze echt zelf gaan eten. Sinds een maand eet ze grotere porties. Meer dan drie happen op een dag in ieder geval. Al die tijd was de borstvoeding een prima basis. Alles wat ze daarnaast at, was meegenomen. Ik vertrouwde erop dat ze ging eten wanneer ze eraan toe was.
Ik ben er nu zelf wel erg aan toe dat ze meer gaat eten, zodat ik de borstvoeding wat kan gaan afbouwen. Ze kwam nog zo’n tien à twaalf keer per vierentwintig uur. Ook ’s nachts en dat putte me wel uit. Heel jonge baby’s hebben het nodig om vaak te drinken. Bij Naomi is dat natuurlijk niet meer het geval, maar het is ook een stukje geborgenheid dat ze zoekt. Op een gegeven moment was ik zo moe van die gebroken nachten dat ik niet goed meer kon functioneren. Mijn moeder bood toen aan om Naomi een nachtje te nemen, zodat ik een keer slaap bij kon tanken. Dat vond ik heel moeilijk, omdat ik dacht dat Naomi daar nog te klein voor was. Omdat mijn ouders aangaven dat ze haar niet alleen zouden laten, durfde ik het aan. Het ging heel goed. Naomi heeft tussen mijn ouders in geslapen. Het heeft ook iets doorbroken. Ze slaapt nu bijna de hele nacht in haar eigen bed. Tegen de ochtend komt ze nog wel bij ons liggen. Ik bied ’s nachts geen borstvoeding meer aan als ze er niet om vraagt.
Doortastend
Ik heb zelf nogal eens de neiging om door te schieten in extremen. Gelukkig heb ik mijn man voor de nodige relativering. Op een gegeven moment las ik dat het goed was om vierentwintig uur per dag lichamelijk contact te hebben met je kind. Om je kind letterlijk op je lichaam te dragen en bij je te laten slapen. Naomi was toen vijf maanden en sliep in haar eigen kamertje. Ik was helemaal in de greep van die theorie en had het gevoel dat we het helemaal verkeerd deden met Naomi, ook omdat ze onrustig sliep in die tijd. Mijn man moest een beetje lachen en stelde me gerust. Hij zei iets in de trant van: ‘We hebben een vrolijk, gezond kind, dus zo’n vaart zal het echt niet lopen.’ We zijn er rustig voor gaan zitten en hebben besproken hoe we dit nieuwe inzicht praktisch in ons huis konden toepassen. Hij heeft toen onze slaapkamer aangepast, zodat we met z’n drieën lekker naast elkaar konden slapen.
Mijn man helpt me vaak om in het midden uit te komen. Hij houdt zich minder bezig met opvoedingstheorieën dan ik, maar vindt het wel interessant en inspirerend. Hij heeft er veel vertrouwen in als ik met iets kom waarvan ik denk dat het goed is voor Naomi. Aan de andere kant kan hij weer doortastender zijn dan ik. Als Naomi aangeeft dat ze liever bij mij wil blijven, terwijl ze met hem zou weggaan, kan hij haar resoluut oppakken en zeggen: “Kom we gaan.” Dan huilt ze een minuut hartverscheurend en dan is het over en is ze weer vrolijk met hem. Hij doorbreekt dat soort situaties makkelijker, daar leer ik weer van.
Intensief
Ik heb veel contact met mijn ouders en schoonouders. Zij staan ook open voor wat ik doe en dat is fijn. Ik vind het belangrijk dat ze betrokken zijn bij de opvoeding en zij vinden dat ook heerlijk. Ik doe het natuurlijk wel heel anders dan zij het vroeger deden. Daar praten we over. Mijn moeder is ook veel artikelen over opvoeding gaan lezen en stelt soms best kritische vragen. Daar luister ik naar. Naomi had een tijd moeite met inslapen. “Is de wereld niet te groot voor haar als er geen grenzen zijn?” vroeg mijn moeder toen. Dan denk ik daar over na. Heeft Naomi te veel vrijheid? vraag ik me dan af. Kan ze dat nog niet aan?
Ik werk op dit moment weinig. Omdat we verhuisd zijn en Naomi hebben gekregen, heb ik mijn werk tijdelijk op een laag pitje gezet. Ik heb het geluk dat mijn man genoeg verdient. Ik vind het fijn dat ik er helemaal voor Naomi kan zijn. De opvoedmethode waar wij voor kiezen, is in het begin heel intensief. Je geeft een kind heel veel inspraak. Maar op een gegeven moment beland je in een flow waarin het als ouder heel gewoon is om je kind respectvol te benaderen en je kind zich gehoord voelt. Dan is er minder confrontatie. Kinderen die zo worden opgevoed, hoeven zich niet af te zetten. Ze ervaren genoeg ruimte om zich gezond te kunnen bewegen en op die manier hun eigen grenzen te verkennen. Naomi is nu nog klein, maar ik heb er alle vertrouwen in dat ze zich op deze manier zal ontwikkelen tot een evenwichtig mens.
-
Het klinkt allemaal mooi, maar het lijkt me zeer vermoeiend om zo bezig te zijn met je kind. En ik ben bang dat dit meisje het later erg moeilijk gaat krijgen als ze in de maatschappij moet meedraaien. -
Die van mij zei ook uit zichzelf 'hallo', 'dank je' en 'tot ziens', daar hoefde ik haar niet 22 maanden voor te dragen. Ik ben het tot een gedeelte eens; luisteren naar je kind, waar komt het gedrag vandaan enz. Maar, soms moet je nu eenmaal grenzen stellen. Hoe leuk die gelijkwaardigheid ook klinkt, jullie zijn het niet. En soms heeft een kind confrontatie nodig om te leren ermee om te gaan. En dat stukje 'als ze een ander kind pijn doet, stop ik haar meteen..'. Je zit er bovenop, je geeft haar niet eens de kans om zelf met de situatie om te gaan; het even op z'n beloop te laten. Je wordt anders een soort helikopterouder. Zolang de borstvoeding geven (ook als bijvoeding) is echt niet goed; alle voedingsstoffen zijn er uit. Na een 1 jaar gemiddeld moet ze er toch echt wel vanaf zijn. En een slaapkamer aanpassen, zodat je met z'n drieën kunt slapen? Het lijkt er meer op dat jij geen afstand van je kind kan nemen. Je zou wat minder over opvoedtheorieën moeten lezen en gewoon genieten. Anders zou Anne zomaar eens gelijk kunnen hebben en dan krijgt ze het echt moeilijk in de maatschappij. -
Ik denk dat je in elk geval heel bewust bezig bent met je kindje, om haar het beste te bieden, dat is mooi. Ik ben ook voorstander van luisteren naar je kind en praten over waarom dingen gebeuren, maar het principe om overal ja op te zeggen en nooit straf te geven lijkt me wel ver gaan. Later in de klas krijgt ze mogelijk wel ooit straf, en ook daarna als student en werknemer zal ze mee moeten draaien in een cultuur waarin ze zich aan zal moeten passen aan een bestaande situatie met daar bij behorende regels/grenzen. Nu ze dit niet mee krijgt vanuit jou raakt ze mogelijk te veel gewend aan dat er nooit weerstand is? Mij lijkt het belangrijk dat een kind ook grenzen aangeboden krijgt en leert dat niet alles om hem/haar draait, hiervan profiteert het kind later. Ook als ouder heb je hierdoor wat meer vrijheid. Mijn baby is nu 4 maanden en ik heb ook op verzoek gevoed, maar door middel van een beetje sturen slaapt hij van 21.00 tot 7.00 en is overdag altijd vrolijk en lief. Ik denk dat nachtvoedingen heel fijn zijn voor een kindje, maar op een bepaalde leeftijd niet meer gepast. Wat Diana zegt; ligt het mogelijk bij jezelf dat je wat moeilijk afstand kan nemen en los kunt laten? -
Een kind kan met 22 maanden prima zelf lopen!