Handen thuis!
De #metoo-discussie en de recente berichten over het tv-programma The Voice of Holland hebben heel veel verhalen over ongewenste intimiteiten losgemaakt Of je nu onzeker bent of stevig in je schoenen staat: iedereen kan slachtoffer worden van seksueel geweld en intimidatie. Uit schaamte of angst wordt er nog te vaak gezwegen. Myrna (33), Laura (31) en Maxime (41) vertellen in Mijn Geheim over hun soms behoorlijk heftige ervaringen.
Myrna werd lastiggevallen op haar werk: ‘Hij is ermee weggekomen en dat vind ik erg’
“Ik had een nieuwe baan gevonden bij een verzekeringsmaatschappij. Daarvóór had ik altijd op een middelbare school gewerkt en ik was enorm onder de indruk van mijn nieuwe werkplek: een luxueus en imposant kantoorgebouw. Alles zag eruit om door een ringetje te halen, inclusief de mensen die achter de bureaus zaten. Mijn garderobe moest ik nodig aanvullen met wat nette kantoorkleding, maar dat was een leuke manier om aan mijn nieuwe baan te beginnen. Ook zorgde ik ervoor dat mijn haar perfect zat en dat er niets viel aan te merken op mijn make-up. Ik voelde me er goed bij en vol vertrouwen begon ik aan mijn werk.
Al snel werd ik opgenomen in het team. Ik werkte in een grote kantoortuin, met ongeveer vijftien collega’s om me heen. Er werd hard gewerkt, maar de sfeer onderling was ontspannen. Tussen de drukke werkzaamheden door werd er af en toe tijd gemaakt voor een geintje. Zo werden in mijn eerste week de bureaus opzijgeschoven om met lege waterflesjes te gaan bowlen. Tussendoor werden er regelmatig plagerige opmerkingen gemaakt over en weer.”
Seksistisch
“Het viel me al snel op dat één persoon weleens over de fatsoensgrenzen heen ging: Evert. Evert was van het type dat ik in het dagelijks leven zou mijden. Hij was me te glad, te stiekem, en had altijd het hoogste woord. Ik had al snel door dat hij zijn reputatie als grapjas hoog wilde houden. En daarbij kon hij heel gemeen uit de hoek komen. Ik werkte er nog geen twee weken toen hij een keer zo’n gemene grap maakte tegen een van mijn vrouwelijke collega’s dat ze huilend naar het toilet liep. Niemand kwam voor haar op, ik denk dat niemand dat durfde. Voor hem moet ik uitkijken, dacht ik. Uit de buurt blijven.
Dus hield ik me gedeisd. Gelukkig stond zijn bureau een eind van het mijne. Probleem was wel dat ik langs hem moest als ik naar het toilet ging. Het was afwachten tot ik iets naar mijn hoofd zou krijgen. Na een maand was het zover.
‘Hé, heb je nu weer die rok aan? Van jouw strakke rok gaat mijn broek ook strak zitten!’ Hij moest hard lachen om zijn eigen foute grap en de twee mannen die bij hem in de buurt zaten, lachten mee. Normaal gesproken ben ik best ad rem, maar op dat moment schoot me echt geen repliek te binnen. Met ingehouden adem van de spanning en een rood hoofd liep ik snel door. In de wc vervloekte ik mezelf. Waarom had ik niets gezegd? Nu was het te laat, dus in stilte liep ik weer terug naar mijn werkplek, blij dat Evert geconcentreerd zat te werken. Ik hoopte dat hij me verder met rust zou laten. Helaas gebeurde dat niet. Ik werd z’n nieuwe slachtoffer. Elke dag had hij wel een seksistische grap waarvan ik het middelpunt was.”
Geamuseerd
“Op een dag was ik het zat en besloot ik hem erop aan te spreken. Ik liep naar hem toe en boog over zijn bureau, tot mijn gezicht vlak bij het zijne was. ‘Vriend, maak voortaan grappen over iets anders,’ fluisterde ik. ‘Ik ben hier niet van gediend en begin het zat te worden.’
Hij zakte achterover in zijn stoel en keek me geamuseerd aan. ‘Ik zal er rekening mee houden.’
Meende hij dat? Ik besloot van het goede scenario uit te gaan. ‘Dank je,’ zei ik daarom, terwijl ik hem nog steeds recht in zijn ogen aankeek.
‘Ik was nog niet klaar. Misschíén houd ik er rekening mee.’ Hij lachte hard en keek om zich heen om te zien of onze collega’s wel goed opletten. ‘Misschien ook niet. Ik kijk wel. In ieder geval: als ik weer eens een leuke opmerking maak, kom je dan weer zo voorovergebogen aan mijn bureau staan? Ik had een fantastische inkijk in je blouse!’ De mannen om hem heen lachten allemaal met hem mee. Met een diepe zucht draaide ik me om en liep ik terug naar mijn werkplek.”
Handtastelijk
“Ik overwoog er met mijn leidinggevende over te praten, maar zag daarvan af toen ik een paar dagen later zag dat ook hij lachte om een foute grap van Evert. Ik zou het nooit winnen, wist ik toen. Dus probeerde ik Evert maar zo veel mogelijk te mijden. Ik ging voortaan naar het toilet een verdieping lager en als hij ging lunchen, ging ik pas daarna. Toch kreeg hij het voor elkaar om me te blijven lastigvallen.
Op een dag stond ik bij het kopieerapparaat, toen hij ineens achter me stond. ‘Hoeveel moet je er nog?’ vroeg hij, terwijl hij zich tegen me aan drukte en op het display keek. Ik voelde duidelijk zijn hand op mijn billen en zijn geslachtsdeel tegen mijn dijbeen. Ik gaf hem een duw. ‘Sodemieter op!’
‘Waarom?’ vroeg hij quasi-onschuldig. ‘Moet je zien hoe je eruitziet. Daar kan ik niet van afblijven, hoor!’
‘Ik ga nog eens naar de politie om aangifte te doen!’ riep ik.
‘En dan?’ vroeg hij op dreigende toon, terwijl hij weer wat dichterbij kwam. ‘Wie is je getuige dan? Ik keek alleen maar even op het display, hoor. Niet meer en niet minder.’
Ik wist niet hoe snel ik het kopieerhok uit moest komen. Als ik er nu aan terugdenk, word ik
weer misselijk.
Dit voorval was voor mij aanleiding om toch met mijn leidinggevende te gaan praten. Zijn reactie was stuitend. ‘Evert? Nee, toch? Hij is soms wat bot, maar dat hij zomaar ongevraagd aan je heeft gezeten, dat kan ik me niet voorstellen.’
Toen wist ik wat me te doen stond. Ik meldde me de volgende dag ziek en ging op zoek naar een nieuwe baan. Toen mijn oude werkgever hoorde dat ik weer beschikbaar was, werd ik meteen benaderd. Met heel veel plezier heb ik mijn strakke rokjes, hakken en mooie bloesjes in een zak gestopt voor de kringloop. Ze deden me te veel aan Evert denken. Hij is ermee weggekomen en dat vind ik erg. Ik kan alleen maar hopen dat zijn volgende slachtoffer beter tegen hem opgewassen is dan ik.”
Laura was slachtoffer van een daterape: ‘Ik schaamde me, had ik het niet zelf uitgelokt?’
“Na een verjaardagsfeest bij vrienden ging ik met een aantal mensen nog een drankje doen in de kroeg. Daar kwam ik hem tegen. Ik kende hem niet, hij begon een gesprek. Hij was groot en donker en gedroeg zich heel charmant. Hij zei dat ik er zo mooi uitzag en bleef me maar complimentjes geven. Ik voelde me gevleid. Zo’n mooie, indrukwekkende man, en hij vond mij leuk? In die tijd zat ik slecht in mijn vel omdat er in de privésfeer van alles speelde. Ook op mijn werk ging het niet goed. Ik liep daarvoor bij een psycholoog, die me nog meer in de war bracht toen ze bekende dat ze gevoelens had voor mij. De aandacht die ik die avond in de kroeg van die stoere en imposante man kreeg, was dus best welkom.
Een van mijn vrienden met wie ik in de stad was, waarschuwde me: ‘Ik ken hem, het is geen lieverdje. Begin er niet aan.’ Ik stelde zijn bezorgdheid op prijs, maar deed er niets mee. Ik had wat drankjes op en groeide door alle aandacht die ik kreeg. Inmiddels was ik al te veel onder de indruk van die man. Hij wist me volledig in te palmen, ook al had ik een vervelend onderbuikgevoel. Dat gevoel negeerde ik. Ik schreef het toe aan mijn vermoeidheid en het feit dat ik slecht in mijn vel zat. Deze man zag me staan en dat vond ik fijn.
Doodsbang
“Het was diep in de nacht toen ik aanstalten maakte om naar huis te gaan. Ik had iets te diep in het glaasje gekeken en was moe. ‘Ik breng je naar huis,’ zei hij, op een toon die geen tegenspraak duldde. Ik protesteerde ook niet, daarvoor was ik te overrompeld. Eenmaal thuis was dat ook zo, toen hij zonder iets te vragen mijn huis binnenstapte en in mijn bed ging liggen. Hij bepaalde wat er gebeurde. ‘Kom bij me liggen,’ zei hij. Ik kreeg het gevoel dat nee zeggen geen optie was en deed wat hij zei. Vrijwel meteen kwam het tot seks. In eerste instantie was het niet hardhandig, maar prettig vond ik het niet. Als je in een noodsituatie zit, zijn er drie mogelijkheden: vechten, vluchten of verstijven. Bij mij gebeurde het laatste. Nadat ik een paar keer nee had geroepen, verstijfde ik. Ik lag erbij als een lappenpop. Hij kon zijn gang gaan en dat deed hij ook.
Het ging er steeds harder aan toe. Plots legde hij zijn handen om mijn keel. Hij kneep mijn keel dicht en aan de blik in zijn ogen zag ik dat hij daarvan genoot. Ik snakte naar adem. Op dat moment gingen alle alarmbellen af. Ik besefte dat ik me in een levensbedreigende situatie bevond en vond ineens de kracht om te handelen. Ik rukte me los toen ik de kans kreeg en sprong uit bed, in paniek. Ik gilde dat ik dit niet wilde, maar daar trok hij zich niets van aan. Hij werkte me terug het bed in en ging gewoon door, terwijl ik bleef roepen dat hij moest stoppen. Hij negeerde me, had alleen maar oog voor zichzelf. Ik was doodsbang voor wat hij verder nog met me kon doen.
Hij heeft zich op alle mogelijke manieren in me gewerkt en mijn lijf als speelbal gebruikt. Uiteindelijk reageerde hij op mijn tegenwerpingen en rolde hij van me af. Binnen twee seconden viel hij in slaap. Ik was vol ongeloof. Wat was er nu gebeurd met mij? In mijn eigen huis, in mijn eigen kamer? Ik voelde me heel onveilig.
’s Ochtends toen hij wakker werd, wilde hij gewoon verdergaan waar hij gebleven was. Ik had me inmiddels op mijn bank verschanst en riep dat hij me met rust moest laten. Niet veel later vertrok hij. Ik had bij hem geen enkele empathie gezien, geen wroeging, helemaal niets. Alsof het heel normaal was om zo met iemand om te gaan.”
Therapie
“Ik verdrong wat er gebeurd was. Ik dacht er niet meer over na, het was te pijnlijk. Maar het had wel zijn uitwerking op mij. Ik voelde me down en trok me steeds meer terug. Ik ging niet graag meer de stad in en had last van angstgevoelens. Omdat het ook druk was op mijn werk en er in mijn familie ook van alles speelde, schreef ik het daaraan toe. Daarnaast had ik inmiddels een relatie en na een tijdje ontstonden er ook nog eens problemen op dat vlak. Ik was vooral bezig met niet omvallen.
Op een bepaald moment ontwikkelde ik hevige lichamelijke klachten, die toegeschreven werden aan een burn-out. Ik zocht daar hulp voor en kwam er toen achter hoe groot de impact van de verkrachting was geweest. De psychologe bij wie ik onder behandeling was, constateerde dat ik daardoor PTSS (posttraumatische stressstoornis, red.) had ontwikkeld. In de jaren daarvoor had ik het voorval voor mezelf klein gemaakt, omdat ik me schaamde voor wat er was gebeurd. Ik voelde me vies en waardeloos. Had ik het niet zelf uitgelokt? Ik had hem toch zelf mijn huis binnen laten gaan?
Tijdens mijn gesprekken met de psycholoog kwam ik erachter dat het anders zat. Hij had mij gemanipuleerd. Al vanaf het moment dat hij me had aangesproken, had hij hiernaartoe gewerkt. De therapie was heel zwaar, maar is inmiddels afgerond. Ik kan nu zeggen dat het iets is wat mij overkomen is, in plaats van iets wat ik me heb láten overkomen. Dat is een essentieel verschil. #Metoo heeft een discussie op gang gebracht die hopelijk mannen aan het denken zet. Wat mij betreft is het simpel: vraag om toestemming, neem niet zomaar wat je wil zonder iets te vragen. We moeten af van het stigma dat slachtoffers zich moeten aanpassen. Zo werkt het niet, de focus moet verlegd worden naar de daders. De dader doet iets fout, het slachtoffer niet. Dat moet iedereen zich realiseren.
Ik hoop dat ik met mijn verhaal andere slachtoffers een hart onder de riem kan steken. Schaamte en angst zijn niet nodig. En tot slot: luister naar je intuïtie, dat onderbuikgevoel. Dat stemmetje is er niet voor niets. Het kan echt je redding zijn, want je intuïtie heeft het nooit mis. Dat weet ik nu maar al te goed.”
Maxime raakte haar baan kwijt omdat ze haar baas afwees: ‘Ik moest mee naar zijn hotelkamer, want anders…’
“Een jaar of vier geleden werd ik aangenomen bij een exportbedrijf, mede omdat ik best een aardig woordje Frans spreek. Het werd ook tijd, want ik zat vanwege de crisis al even zonder werk, al had ik wel af en toe via een uitzendbureau gewerkt. Maar dat was niet goed genoeg, ik wilde graag een vast contract. Ik woonde namelijk met mijn achtjarige dochter Helene in een flat in een slechte buurt en wilde graag verhuizen. Zonder vaste baan ging dat niet lukken. Daarom had ik mijn hoop gevestigd op die baan bij het exportbedrijf, waar ik klantencontacten en administratieve werkzaamheden zou gaan doen.
Ik werkte er een maand of drie, toen de directeur plotseling naast me stond. Op mijn bureau stond een foto van Helene, die hij oppakte en aandachtig bekeek. ‘Wat een knap kind,’ zei hij. ‘Ze lijkt op haar moeder.’ Het was een onschuldige opmerking, maar ik kreeg de rillingen van de toon waarop hij het zei. Sowieso had ik niet zo’n hoge pet op van die man. Hij zag er eng uit, met een haarstukje dat aan vernieuwing toe was, een slecht gebit en een altijd vettige bril. Ik probeerde zijn uiterlijk echter zo veel mogelijk te negeren. ‘Dank u,’ antwoordde ik beleefd.
‘Gaat het goed met haar?’ vroeg hij belangstellend.
‘Op zich prima hoor,’ antwoordde ik, en voordat ik het wist, vertelde ik hem over onze woonsituatie. ‘Ik ben dus blij met deze baan, want als ik een vast contract krijg, kan ik misschien verhuizen,’ besloot ik mijn verhaal.
Hij knikte begripvol. ‘Klinkt goed,’ zei hij.
De sfeer binnen het bedrijf was enorm zakelijk en dus was zijn interesse in mijn persoonlijke situatie bijzonder. Toch dacht ik er niet meer aan terug. Wat mij betreft was het gewoon een beleefdheidspraatje geweest. Meer niet. Wist ik veel dat hij het later tegen mij zou gebruiken…
Hoewel ik mijn werk best oké vond, was er van enige gezelligheid op de werkvloer geen sprake. Elke dag trok ik om vijf uur opgelucht de deur van mijn kantoor achter me dicht. Daarom aarzelde ik toen ik na tien maanden werd gevraagd om samen met de directeur naar Frankrijk te reizen. We zouden twee nachten doorbrengen in een hotel in Lyon en van daaruit klanten bezoeken. ‘Het is voor mij prettig als jij de afspraken meteen vastlegt en de administratieve zaken ter plekke afhandelt,’ zei hij. Daar zat wel wat in en ik ging overstag toen hij zei dat ik met het vliegtuig kon gaan. Dat betekende dat ik aanzienlijk minder lang van huis zou zijn. Het lukte me om opvang te regelen voor Helene en dus ging ik mee.”
Aan de bak
“Meteen bij aankomst moest ik aan de bak. Even na zessen waren we pas klaar. Tijd om te relaxen, dacht ik, maar het was duidelijk dat de directeur verwachtte dat ik met hem zou dineren. Vooruit dan maar, dacht ik. Tijdens het eten kreeg ik een heel andere kant van hem te zien. Hij praatte over van alles en nog wat, vooral over zijn heftige privéleven. Zijn vrouw had psychische problemen – hij noemde haar zelfs ‘knettergek’ – en zijn zoon was dakloos. Ik had medelijden met hem, maar in mijn ogen was en bleef hij een enge en smoezelige man.
De volgende dag was net zo hard werken en ’s avonds wilde hij weer samen eten. Weer vertelde hij van alles over zichzelf en daarbij werd hij steeds intiemer. Ik wachtte op het juiste moment om naar mijn kamer te kunnen gaan, maar dat moment kwam maar niet. Opeens pakte hij mijn hand en zei hij: ‘Laten we op mijn hotelkamer de avond even goed afsluiten.’ Ik zie zijn gezicht nog zo voor me. Zijn glibberige tong die over zijn gebarsten lippen gleed, zijn blik die afdwaalde naar mijn borsten.
Ik trok mijn hand weg. ‘Nee, hoor. Ik ga slapen,’ antwoordde ik.”
Contract
“Hij zuchtte. ‘Weet je het zeker? Ik wilde namelijk meteen even je contractverlenging doorspreken. Want of die verlenging erin zit, daar ben ik nog niet helemaal zeker van.’ Hij keek me veelbetekenend aan. Ik wist niet wat ik hoorde. Ik keek naar zijn pluizige haarstukje en naar het stukje brood dat nog tussen zijn gele tanden zat. Per direct werd ik misselijk. Geen haar op mijn hoofd die eraan dacht om ooit één minuut samen met hem in een hotelkamer door te brengen!
‘Ik ben administratief medewerker, geen gezelschapsdame,’ zei ik kordaat. ‘Ik ga nu naar mijn kamer en zie u maandag op kantoor weer. Dat lijkt me de geschikte plek om een contractverlenging door te spreken.’ Ik stond op en maakte aanstalten om weg te lopen.
‘Ik denk niet dat we dan nog iets hoeven te bespreken, hoor,’ zei hij luid en duidelijk.
Die nacht heb ik heel slecht geslapen in dat chique hotel in Lyon. Ik kon er met mijn hoofd gewoon niet bij dat dit was gebeurd. Verbijsterd was ik. Daarnaast vroeg ik me af of dit werkelijk tot gevolg zou hebben dat mijn contract niet verlengd werd.
De directeur liet me nog even in spanning. Een paar weken lang deed hij alsof er niets was gebeurd. Precies op het laatste moment kreeg ik een mail met de mededeling dat ik kon gaan. Ik werd bedankt voor mijn diensten, maar ze wilden op mijn plek toch liever iemand met andere diploma’s. Onzin natuurlijk, maar ik had geen zin om er werk van te maken. Voor zo iemand wilde ik niet eens werken. Dat heb ik hem bij vertrek ook nog even toegefluisterd, tijdens het handen schudden. Hij knikte me alleen maar toe. Enige wroeging kon ik niet bespeuren bij hem.
Vrij snel vond ik een nieuwe baan, bij de concurrent. Daar werk ik nu bijna drie jaar. Na een jaar kon ik weg uit mijn appartement en nu woon ik in een leuk arbeidershuisje in de stad. Ik ben blij dat me dat op deze manier is gelukt en niet door iets te doen waar ik van walgde.
Het viel voor die engerd vast even tegen dat ik niet om te kopen was.”