Hij nam me mijn rouw af
En toen brak ik voorgoed
Een aantal jaren geleden rond kerst stierf mijn moeder. De weken ervoor was ik zo erg mishandeld dat mijn trommelvliezen gescheurd waren.
Dit gebeurt op oudejaarsdag, de dag van haar crematie.
Mama, vandaag is het oudejaarsdag!” Maxime schreeuwt bijna van ongeduld.
Vandaag moet ik afscheid nemen van mama. We moeten om half negen in het mortuarium zijn.
Ik ren naar de douche en maak me snel klaar. Het blauwe pak van Paul hang ik aan de voorkant van de kast.
We hebben afgesproken dat de jongens de kist zullen dragen. Allen in een donkerblauw pak. Ik roep Maxime en hoop dat Paul zelf wakker wordt. Maxime werkt dit keer mee en is snel aangekleed.
Beneden zet ik koffie en geef haar een kom muesli. Ze kwebbelt en vraagt honderdduizend dingen over een crematie en hoe dat gaat. Dan hoor ik Paul. Gelukkig, hij is wakker.
Hij gaat de douche in en blijft naar mijn gevoel uren staan. Ik zie dat het al half zeven is, maar ik durf hem niet te haasten.
“Waar is mijn pak?”, snauwt Paul van bovenaf.
Met een angstig voorgevoel ren ik naar boven en geef hem zijn pak met een schoon hemd. Vergeefs probeert Paul zijn broek dicht te ritsen en zonder dat ik het zie aankomen, schiet hij ineens in een allesverzengende aanval: “Godverdomme teringwijf, dit pak past niet. Jij lelijk rotwijf, en mij maar vol te stoppen proppen. En jij wilt nog met mij naar Twente?”
Zijn ogen schieten vuur, een harde trek verschijnt om zijn mond. Ik raak in paniek en zwijg. “Wat denk je nou? Dat ik zo naar Twente rijd? Godverdomme, lelijk rotwijf!”
In één klap is alles weg. De lust, de liefde, de verbondenheid van afgelopen nacht. Als een sadistisch lachende duivel zweeft de liefde bij me vandaan. Het is weer dood. Net als mama.
Ik wil alleen nog maar naar mijn moeder toe. Een furieuze Paul duwt me scheldend de hoek van de kamer in en tot mijn verbijstering zie ik het ene pak na het andere door de kamer vliegen.
Binnen een paar seconden is de kamer bezaaid met de dure pakken van Paul. Als een gewond dier vlucht ik de kamer uit. Weg van die razernij. Weg van dat monster dat nu voor de spiegels van de kast heen en weer loopt te schreeuwen. De spiegels waarop hij nu ook als een beest staat te beuken. Hij gaat tekeer als een waanzinnige. Zodra hij doorheeft dat ik wegloop, gooit hij zijn kleren achter mij aan door de gang richting de vide. En ik vlucht verder, ondanks dat heel goed weet dat ik niet vluchten kan.
Pauls pak is te klein en dat is mijn schuld. Intussen is het zeven uur. Over anderhalf uur moeten we bij mama zijn. Honderdzestig kilometers verderop. En Paul is boos.
Maxime kijkt me verslagen aan: “Mam, gaan we nog naar de crematie, dat is toch zo meteen?”
De angst en adrenaline maken dat ik niet meer kan praten. Mijn hersenen slaan op hol en veroorzaken chaos. In gedachten zoek ik de sleutels van de BMW, zodat ik in het ergste geval alleen met Maxime kan gaan. Ik ben totaal perplex door deze onverwachte aanval van razernij.
Hoe ga ik dit doen? Hoe kom ik vandaag de dag door? Mam!
In een flits hoop ik dat ze me meeneemt. Ik wil niet meer, hoef niet meer. Ik kan niet meer!!
Alsof het niet gebeurd is
Nog geen tien minuten later loopt Paul in een ander blauw pak de trap af. Hij grijpt zijn koffie alsof er niets is gebeurd: “Zullen we gaan?”
Even later zitten we in de BMW en scheuren met 160 kilometer per uur richting Twente. Het is een ijskoude wintermorgen. In de verte over de weilanden komt de zon op.
Het bevroren landschap met de harde blauwe lucht doet pijn aan je ogen als je ernaar kijkt. Ik zit zo ver mogelijk in de hoek van mijn stoel stil te huilen. Paul negeert me.
Klokslag half negen rennen we het mortuarium binnen.
In de kleine benauwde ruimte ziet niemand mijn tranen als iets vreemds. Maxime neemt samen met haar neefjes afscheid van oma.
Ze geven commentaar en leggen liefdevol de tekeningen en spulletjes in de kist. Mooi bij oma’s handen.
“Wat is ze koud hè, mam”, zegt Maxime. Het is de eerste keer dat Maxime geconfronteerd wordt met de dood. Ik knik, aai haar over de bol en probeer de laatste momenten van mama in mijn ziel te prenten.
Dit is het, de dood. Een stiekem verlangen kruipt langs mijn ruggengraat omhoog in mijn hoofd.
Dan gaan de anderen met de kinderen de kamer uit en Marion en ik blijven achter. Met ons tweeën sluiten we de kist.
Verdoofd en leeg van binnen rijden we achter mama aan naar het crematorium. Ik heb nog steeds last van mijn oor vanwege de klappen vorige week. Het suizen is bijna normaal geworden. Maar zodra ik praat, schrik ik van mijn eigen doffe, holle geluid. Dadelijk moet ik de mensen toespreken en opnieuw lopen de tranen over mijn gezicht. Buiten op straat gaat de verdomde klotewereld door, maar hier in de auto staat alles stil. Meer dan twintig jaar geleden reed ik dezelfde weg, toen met mama en mijn zusje. Mijn aanhef in mijn speech straks zal dezelfde zijn als op die dag bij het afscheid van pappa.
Het crematorium ligt in de bossen aan de rand van Boekelo. Het ziet eruit als een sprookje. Vrienden en bekenden wachten ons op en Marion en ik lopen hand in hand met de kinderen achter de kist. Het ziet er plechtig uit. In een vage flits herken ik ook oude vrienden en ik schiet opnieuw vol. Paul, Ron, Bert en mijn zwager lopen naast de kist. Vier mannen in blauwe pakken. Precies zoals mam het wilde.
Bij elke stap die ik zet komt het afscheid dichterbij.
We lopen de zaal binnen onder de tedere klanken van de pianomuziek van Bach. Het is er zo vol dat niet iedereen kan zitten. In een zee van bloemen staat mama’s kist. Vanaf onze voorste rij staan de kleinkinderen op en steken kaarsjes aan. Achter de kist kijk je door naar een feeërieke tuin met kale bomen vol ijskristallen schitterend in de bijna onaardse zon. Bij de laatste tonen van Bach sta ik op, ik kijk rond en zoek steun bij Paul. Maar het is Annemiek die me toeknikt.
Aarzelend begin ik aan mijn speech. Ik luister naar mijn eigen holle stem. Terwijl ik mammies verhaal vertel, voel ik hoe ze samen met pappa naar me kijkt. Staat hij echt op haar te wachten? Ik kan en wil niet rationeel of nuchter zijn nu…
Door mijn eigen tranen heen zie ik hoe mensen om me heen snikken. Na mijn speech loop ik beheerst naar de kist. Even blijf ik staan en leg mijn hand liefkozend op de kist. Bij de eerste tonen van het Ave Maria ga ik voorzichtig terug naar mijn plaats tussen Paul en Maxime.
Tot mijn verbazing zie ik dat ook hij zit te huilen. Paul?
Dan is het de beurt aan Marion en komen de kinderen met hun woorden voor oma. Als Celine Dions ‘Time to say goodbye’ begint, staan de mensen op en brengen een respectvolle laatste groet.
De hemel is oranjevuurrood
Marion en ik gaan met mama mee de crematoriumruimte in. We hebben beloofd tot het laatst toe mee te gaan. Stil lopen we achter onze gastheer.
“U komt nu in het zogenaamde werkgedeelte, het kan zijn dat u mensen ziet die niet in pak lopen. Het komt niet zo vaak voor dat men de overledene helemaal wegbrengt.”
Marion vraagt iets, ik hoor het antwoord niet. Mijn hoofd tolt en draait.
Een deur zwaait open en dan staan we voor een zinderende, intens rode, vierkante muur.
Dit is het. Dit is de hemel!
Ik kan me niet losrukken van wat ik zie tot het met een schok tot me doordringt dat dit de oven is. Barbarisme in de puurste vorm. Ik probeer te herstellen en staar in de oranjerode hitte. Het voelt of ik recht tegenover de zon sta, alsof ik erin kan verdwijnen.
Nog eenmaal leggen we de bloemen recht, nog een laatste aai over de kist. Vanuit de verte hoor ik een stem: “Bent u zover?”
Mijn stem klinkt verstikt: “Ja”, al levert alles in mij verzet.
En dan gaat ze. Binnen enkele seconden is ze in het universum van de gloeiende oven verdwenen. Dag mam, bedankt voor alles.
En terwijl ik loslaat, zie ik hoe mijn moeder zich nestelt in de armen van mijn vader. Dan is het beeld weg. Ze zijn weg en komen nooit meer terug. Over een half uur is mama enkel nog as.
De gekte in mijn hoofd grijpt wild om zich heen. Ik sta op het punt mijn zelfbeheersing te verliezen en besef dat als dit gebeurt, het niet meer goed zal komen.
Paul staat nog steeds te wachten aan het eind van de gang. Terwijl ik op hem afloop, zie ik hem weer huilen. Bittere tranen.
“Caro, wat ben je sterk. Wat zou ik dit gewild hebben, zo had ik afscheid willen nemen van Peter. Caro, kom bij me.”
Paul trekt me tegen zich aan en kust mijn tranen weg.
Hij heeft geen idee wat ik net heb gedaan en houdt me nog steeds vast.
Ik hoor mezelf sussend zeggen: “Stil Paul, ik moet naar de zaal!”
Met een schok realiseer ik me dat de razernij van Paul vanmorgen een stuk in mij heeft doodgemaakt. Op de dag van mama’s afscheid heeft hij me mijn rouw afgenomen.
Dit wordt nooit meer heel.
Rechtop loop ik de zaal in met Paul in mijn kielzog. Hij hervat zich en zijn sociaal gewenste lach staat alweer bevroren op zijn altijd aantrekkelijke smoelwerk. Hij schudt handen en maakt beleefd een praatje met iedereen die hem aanspreekt. Prijst mij bij mijn vrienden van vroeger. Ik kan het amper aanhoren. Zijn vastgeroeste grijns, zijn charmante uiterlijk, zijn knapheid die zoveel lelijks verbergt. Weerzin bekruipt me als ik nu naar hem kijk. Dikke donkere wolken dwarrelen om me heen en verstikken me. Ik vecht voor elke ademteug.
Beheers jezelf, Caro. Mijn God, ik ben kapot.
Tegen één uur, met de laatste gasten vertrekken wij ook en we rijden door de winterse bossen naar het huis van mijn zusje. Marion woont maar een paar kilometer verder in landelijke gebied van Twente.
Eenmaal daar willen de kinderen schaatsen. Ik laat ze gaan, het is goed zo, ze mogen weer kind zijn. De rest van de dag gaat in een roes voorbij. Paul raakt niet uitgepraat over hoe mooi het was en hoe sterk ik ben. Ik hoor hem vaag, maar ik kan zijn snobistische gezwets niet meer aanhoren en snak naar het moment dat we wegkunnen.
Ik wil naar huis, Paul heeft me eindelijk gebroken.
-
Ah, daar heb je onze verhalen schrijfster weer. Als uitgevers je schrijfsels blijven afwijzen is het misschien gewoon rotzooi. Ik wist al snel dat dit geen waargebeurd verhaal was maar een verzinsel heb het dan ook vluchtig doorgenomen. Stop hiermee, dit forum is bedoeld voor echte verhalen. -
Beste Wijsneus, Dank voor je reactie. Ik voel me daar behoorlijk ellendig over. De gedachte dat je het sterven van je moeder misbruikt, vind ik weerzinwekkend. Evenals deze reactie. Ik dacht dat dit een veilige plaats was om te delen. Voor jouw informatie: mijn mams overleed op 27 december. Haar verjaardag was op 28 december. Op oudejaarsdag nog werd ze gecremeerd. En wat ik schreef is erg genoeg waar gebeurd, inclusief het feit dat ik half doof was vanwege eerdere mishandelingen. Ik begrijp niet goed waarom je dit doet? Ik zag ook bij sommige anderen harde redacties? Waar zit jouw pijn? Heb ik jou ergens beledigd? Iets verkeerds gezegd, of iets misdaan? Ondanks dit hoop ik dat vrouwen hier veilig kunnen blijven delen. -
Caro, het spijt me, maar ik kan me de reactie van Wijsneus wel voorstellen. Bijna vijf jaar geleden stierf mijn moeder. En niets van haar ziekte, haar overlijden en haar afscheid was op enige manier zo poëtisch dat ik het in mijn kop zou halen om het op welke manier dan ook te beschrijven. Sorry, maar je verhaal is zo gedetailleerd, zo gekunsteld met details waar niemand iets mee kan, je gooit met namen zonder introductie en we moeten maar gokken dat uit de context zou blijken wie wie was. Ben je mishandeld door je man? Zal wel. Is je moeder dood? Vast wel. Is dat verdrietig? Tuurlijk. Heb je daar echt een halve roman voor nodig? Echt niet. Sterkte, Caro, maarre, in het vervolg kan een alinea of zeven, acht minder ook wel. Kom je beter over. En duidelijker. -
Mijn hemel wat een belachelijk harde reacties hier zeg. Laat Caro gewoon lekker in haar waarde joh. Als dit haar helpt, why not? Wie zijn wij om te oordelen. Waargebeurd of niet. De zinsopbouw is in elk geval prima. Half NL is niet eens meer in staat om dergelijke zinnen op papier te zetten. Joh, Caro trek je er niks van aan.