De vader van Jaime (18) woont in Oostenrijk: ‘Huilend namen we afscheid. Voor twee maanden, dachten we’

Jaime (18) woont samen met haar moeder in Nederland, haar vader woont in Oostenrijk. In februari dit jaar vertrok Jaime bij haar vader in Oostenrijk met de bedoeling twee maanden later weer terug te komen. Maar toen sloeg de corona-crisis toe. ‘Als ik het had geweten, was ik daar gebleven’

“Mijn vader woont in Oostenrijk en mijn moeder en ik hier in Nederland. Ik heb vanaf mijn derde een lange-afstandsrelatie met mijn vader. Mijn vader is Oostenrijker en mijn moeder is Nederlands. De ene helft van mijn familie woont daar en de andere helft hier. Mijn vader en moeder woonden samen in Oostenrijk, maar toen ze uit elkaar gingen heeft mijn moeder besloten om met mij terug naar Nederland te gaan. Mijn vader bleef in Oostenrijk, kreeg later een nieuwe relatie en kreeg nog een dochter. Ik heb dus een halfzusje van vijf jaar oud. In het begin was ik soms wel eens jaloers op haar, omdat zij zoveel tijd door kon brengen met mijn vader en ik niet.”
Skypen en bellen
“Mijn moeder heeft er altijd voor gezorgd dat ik papa zo vaak mogelijk kon zien, ze bracht me met de auto naar Oostenrijk. Op deze manier bezocht ik mijn familie in Oostenrijk elke vakantie. Papa kwam ook wel eens naar Nederland, ook al kan ik me daar niet veel meer van herinneren. We skypten op vaste dagen en belden vaak, maar hoe ouder ik werd, hoe meer ik me ging storen aan wat ik niét had. Vaak was ik afgunstig als ik bij vriendinnen ging eten of daar thuis kwam, hun vader was er wel. Het waren vooral de kleine dingen zoals ’s avonds met je ouders aan tafel kunnen eten of uit school komen en dan opgehaald worden door je vader. Ik had ook vriendinnen met gescheiden ouders en hun situatie leek wel wat meer op de mijne, maar toch was het anders. Ik zag mijn vader op een computerscherm, zij zagen hun vader om het weekend. Als ik in Oostenrijk was, dan waren papa en ik onafscheidelijk. We deden werkelijk alles samen, van skiën tot samen naar de bioscoop. Maar rond mijn dertiende veranderde er iets. Ik kreeg het gevoel dat hij mij in de steek liet. Ik ging niet meer zo vaak naar hem toe en negeerde zijn telefoontjes. Mijn vader merkte wel dat er iets aan de hand was, maar ik vertelde hem niet de echte reden waarom ik niet opnam als hij me belde. Ik kwam altijd met smoesjes, die hij trouwens niet geloofde. Mijn vader en ik lijken heel veel op elkaar, we zijn allebei eigenwijs, hebben een duidelijke eigen mening en zijn ook alle twee sportief. We houden van dezelfde dingen. Tegenwoordig puzzelen we veel. Tegelijkertijd: ik hier en hij daar.”

Nooit ruzie
“Als ik jarig ben, voel ik het gemis van mijn familie in Oostenrijk het meest. Ik heb een heel kleine familie in Nederland. Die zijn er altijd en dat voelt heel goed. Gelukkig deed mijn moeder altijd haar best om mijn verjaardag zo speciaal mogelijk te maken. Ik kan me niet herinneren dat mijn vader er op mijn verjaardag ooit bij is geweest. Het kon ook gewoon niet vanwege zijn werk, hij is professioneel trainer van het ski-team van Engeland.
De kleine dingen in het leven heb ik nooit echt kunnen delen met mijn vader en vaak begreep hij ook niet hoe de situatie hier was. Bijvoorbeeld scholen in Oostenrijk zijn heel anders; als ik hem wat over school vertelde, had ik het gevoel dat hij maar deed alsof hij er iets van begreep om mij me beter te laten voelen. Als ik verdriet had, zag hij dat niet en hij kon natuurlijk ook niet weten of ik verdrietig was of niet. Hij wist voor mijn gevoel niks van mijn vrienden, school en had geen idee hoe mijn leven er echt uit zag. De meeste mensen zeggen dat je dat toch over de telefoon kunt vertellen, maar iemand in het echt zien is zoveel mooier. Ik wil dat mijn vader me kan vasthouden en knuffelt als ik verdrietig ben. Ik wil elkaars gevoelens en emoties kunnen zien. Het klinkt misschien gek, maar ik miste zelfs ruziemaken met mijn vader. Wij hebben letterlijk in ons hele leven nog nooit ruzie gehad, want we zien elkaar maar zo kort en dan wil je geen ruzie maken. Je wilt het dan zo leuk mogelijk maken.”

Twee plekken
“Toen ik zeventien jaar oud werd, begon ik te beseffen hoeveel tijd ik gemist had met mijn vader en mijn familie daar, ik wilde het inhalen. Ik besloot om voor vijf maanden bij mijn Oostenrijkse opa en oma te gaan wonen en in Oostenrijk stage te gaan lopen voor mijn studie toerisme. Ik voelde dat het goed voor mij zou zijn om daar wat langer te verblijven. Ik wilde ook echt een leven gaan opbouwen in Oostenrijk bij mijn vader en mijn familie daar en niet alleen in Nederland.
Ik vond het heel spannend en in eerste instantie was ik wel wat zenuwachtig, maar het ging goed. In het begin was het lastig, ik moest wennen aan de cultuur en andere manier van doen, maar ik voelde me al heel snel thuis en ik heb in Oostenrijk vriendinnen voor het leven gemaakt.
Ik spreek gelukkig vloeiend Duits. Ik heb bijzondere momenten met mijn vader, opa en oma gedeeld die ik nooit zal vergeten. Eindelijk konden we ons dagelijkse leven voor langere tijd delen en hoefden we het niet haastig in twee weken vakantie te proppen. Die vijf maanden gingen razendsnel voorbij en ik begon me er steeds beter bij te voelen. Ik was een geluksvogel, bedacht ik me, want hoe tof was het eigenlijk dat ik half Oostenrijker ben, de taal zo goed spreek en dat ik twee plekken op de wereld heb, die ik mijn thuis kan noemen? Ik moest juist blij zijn met de situatie en er optimaal gebruik van maken. Vlak voordat de corona-crisis uitbrak, vertrok ik bij mijn vader. Dat was in februari. Huilend namen we afscheid van elkaar, ik voelde me weer dat kleine meisje van drie die met haar moeder in de trein stapte op weg naar Nederland. We waren allebei heel verdrietig, maar papa troostte me. ‘We zien elkaar gelukkig alweer in april,’ zei hij, ‘dat is nog maar twee maanden.’ Wij konden toen natuurlijk niet weten dat alles anders zou worden en dat dat snelle weerzien niet zou gebeuren. Het laatste wat hij zei voordat ik door de douane ging, was: ‘Auf wiedersehen, ich liebe dich.’
Dat is iets wat hij altijd zegt om me te laten weten dat we elkaar altijd weer gaan zien en dat het geen echt afscheid is. Mijn moeder haalde me op van Schiphol en zoals altijd moesten zij en ik allebei huilen in de auto terug naar huis, dat doen we altijd als we elkaar weer zien. Toen ik terug was in Nederland en er bekend werd gemaakt dat corona ook in Nederland was, maakte ik me totaal geen zorgen, het leek allemaal zo ver weg. Maar dat veranderde heel snel. Ik ging pas vijf weken naar school toen de scholen sloten. Het eerste wat mijn moeder en ik toen deden was naar het nieuws van Oostenrijk kijken. We hoorden dat er veel coronagevallen waren daar. De grenzen werden voor onbepaalde tijd gesloten, mijn vlucht van april ging niet door. Daar was ik heel erg verdrietig over. Had ik het maar geweten van tevoren, dan was ik daar gebleven. Ik ben heel bang dat er iets met mijn vader of mijn opa en oma daar gebeurt. Nederland en Oostenrijk is niet zo ver van elkaar, maar het voelt nu als een enorme afstand. Als ze ziek worden, kan ik niet naar ze toe. Ik heb nu veel spijt dat ik niet vaker naar Oostenrijk ben geweest, want nu weet ik niet wanneer ik ze weer zie en dat maakt me bang. Vroeger ging ik wel eens niet naar papa, omdat ik geen zin had, maar nu wil ik naar hem toe, maar mag het niet en dat valt me heel zwaar. Toch probeer ik het positief te bekijken en hoop te houden. Elke dag die voorbij is, is er een dichterbij mijn vader. We moeten allemaal gezond blijven tot we elkaar weer zien, dat is het belangrijkste. Ik ben dankbaar dat niemand ziek is tot nu toe. Ik blijf hoop houden dat ik mijn vader snel weer kan zien en hem in mijn armen kan houden. Ik geloof in zijn afscheidswoorden:’Auf wiedersehen’.”

Tekst: Lydia Zittema

Jaime (18)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *